Begin november promoveerde Ramin Kawous, senior onderzoeker/projectleider bij Pharos, aan de Erasmus Universiteit met zijn proefschrift Female Genital Mutilation / Cutting in the Netherlands. Hij heeft tijdens zijn promotieonderzoek cijfers van de omvang en risico’s van vgv (vrouwelijke genitale verminking) in Nederland achterhaald. Zo zijn er in ons land bijna 41.000 vrouwen besneden. Het proefschrift laat ook zien dat veel zorgverleners nog onvoldoende aandacht voor meisjesbesnijdenis hebben.

Vind je dat huisartsen voldoende kennis hebben over vgv?

“Er is echt sprake van een beperkte mate van kennis. Dat komt omdat er in de opleidingen geen aandacht voor is en huisartsen er in de praktijk weinig mee in aanraking komen. Daardoor denken huisartsen er niet snel aan. Je moet bijvoorbeeld net weten dat in Egypte 9 op de 10 vrouwen besneden is. Of dat Indonesië en de Malediven ook prevalentielanden zijn.”

Heeft het altijd te maken met onwetendheid?

“Nee, er zijn meer redenen. Soms heeft het ook te maken met handelingsverlegenheid. Huisartsen beginnen er vaak uit respect voor de vrouw niet over. Ze willen iemand niet in een ongemakkelijke situatie brengen en wachten liever totdat een vrouw er zelf over begint. Dat doen huisartsen dus echt met de beste bedoelingen, maar uiteindelijk help je daar iemand niet mee. Huisartsen zijn goed getraind in communicatie met patiënten, maar niet iedereen weet evenveel over het cultuursensitieve deel daarvan.”

Loont een afwachtende houding bij dit onderwerp?

“Uit mijn onderzoek blijkt dat vrouwen juist opgelucht zijn als de huisaarts er over begint. Het is vaak een te hoge drempel om zelf over te beginnen.”

Waarom is het nodig dat huisartsen meer kennis over vgv krijgen?

“Het gaat om de gezondheid van 41.000 vrouwen in Nederland. vgv brengt veel fysieke en mentale problemen met zich mee. Het scheelt ook veel tijd en geld als een huisarts weet dat een vrouw besneden is. Vaak zien we dat vrouwen die besneden zijn zich keer op keer melden met een blaasontsteking. Huisartsen blijven dan antibiotica voorschrijven, maar dat gaat dus niet helpen. vgv staat ook niet in de richtlijnen en protocollen, waardoor er pas heel laat wordt doorverwezen.”

Hoe kunnen huisartsen dit onderwerp bespreekbaar maken?

“Ervaren huisartsen zeggen dat je vgv het beste bij de intake, het eerste contact, kunt noemen. Als je ziet dat een vrouw uit een prevalentieland komt, neem je het op in een algemene vragenlijst. Je zegt dan bijvoorbeeld: “Ik zie dat u uit Sudan komt en ik weet dat veel vrouwen daar besneden zijn. Geldt dat ook voor u?” Als het antwoord ‘ja’ is, noteer dat dan ook meteen in het dossier. Zo weet een waarnemer er ook van. Vrouwen geven aan dat ze heel opgelucht zijn als een huisarts er naar vraagt. Voor hun gevoel kunnen ze er dan in de toekomst makkelijker op terugkomen. Ze zien het absoluut niet als een belediging of gebrek aan respect.”