‘Ik voel dat ik niet meer dan stof ben, dat ik niet serieus genomen word over geen enkele zaak. Ik word niet goed onderzocht. Niet alles is psychisch, ik wil een arts die dat serieus neemt.’
Migranten voelen zich in de gezondheidszorg vaak niet serieus genomen, buitengesloten, minderwaardig. In de bijeenkomsten van de Academische Werkplaats bespreken we waarom migranten minder gezond zijn en slechtere toegang hebben tot de gezondheidszorg. Praktijkervaringen en kennis uit wetenschappelijk onderzoek komen hier samen en vullen elkaar aan. Zo brengen onderzoekers van Pharos de ervaringen van migranten in. Waarop een deelnemer van een ggz-instelling deze herkent bij zijn patiënten. Hij voegt eraan toe dat er te weinig aandacht is voor interculturalisatie bij bestuurders van zorginstellingen, terwijl het gaat om het beleid, hoe je de zorg aanstuurt en communiceert. Een hoogleraar beaamt dit en stelt vast dat verbetering van de zorg kennelijk niet alleen een kwestie is van kennis over etnische en culturele verschillen in gezondheid. Hij herkent in de uitspraken eigen onderzoeksobservaties. Er is sprake van impliciet discriminatoire processen waardoor het hele zorgsysteem niet aansluit bij migranten.
In hoeverre schaadt ons zorgstelsel het gevoel voor eigenwaarde van gebruikers van de zorg en is dit gerelateerd aan een slechtere gezondheid? Hoe bepalen etniciteit, sociaaleconomische status en geslacht of mensen aansluiting vinden bij de zorg? Welke mechanismen van insluiting en uitsluiting liggen hieraan ten grondslag? Dit blijken fundamentele vragen voor wetenschappelijk onderzoek dat wil bijdragen aan het verbeteren van de gezondheid van en de zorg voor allochtonen. De Academische Werkplaats richt daarom de komende jaren haar onderzoeksprogramma op deze vragen. Uiteraard worden migranten zelf daarbij betrokken. We richten ons zowel op regelgeving (bijvoorbeeld de bedoelde uitsluiting in zorgverzekeringen van migranten zonder verblijfsvergunning) als op organisaties (bijvoorbeeld onbedoelde uitsluiting door moeilijk taalgebruik) en individuele hulpverleners (culturele competenties en vooroordelen). De vragen zijn welke vormen van uitsluiting en insluiting er bestaan, hoe in- en uitsluiting in de dagelijkse praktijk plaatsvinden, met welke gevolgen en waarom. En uiteindelijk gaat het vooral om de vraag welke interventies nodig zijn om uitsluiting te doorbreken.
Maria van den Muijsenbergh
Arts en programmamedewerker Pharos Coördinator Academische Werkplaats
Meer informatie over de Academische Werkplaats: www.pharos.nl.