1.  De meest relevante punten

  • De tekst is een aanvulling op de NHG-Standaard MO2 versie 2.0 ‘Anticonceptie’ (2020).
  • Kennis over seksualiteit en anticonceptie onder patiënten met een migratie achtergrond is veelal beperkt en regelmatig niet helemaal juist.
  • Vrouwen van met een migratie achtergrond maken minder gebruik van anticonceptie dan autochtone vrouwen en zij maken relatief meer gebruiksfouten.
  • Veel voorkomende gebruiksfouten zijn: de pil alleen nemen tijdens seksueel verkeer; pas weer starten na de stopweek als de onttrekkingsbloeding voorbij is; geen anticonceptie gebruiken tijdens het geven van borstvoeding of tot de eerste menstruatie na de bevalling; onwetendheid over de verminderde werking van de pil bij diarree en overgeven of in combinatie met antibiotica.
  • Hierdoor zijn er meer ongeplande (soms ongewenste) zwangerschappen.
  • Vrouwen met een migratie achtergrond ondergaan dan ook vaker een abortus provocatus.
  • Vrouwen met een migratie achtergrond, met name moslima’s, kunnen sterk hechten aan bloeden tijdens de menstruatiecyclus (‘fout bloed’ weer kwijt raken). Een hormoonhoudend spiraal wordt door hen daarom vaak niet gewaardeerd.
  • Soms is het gemakkelijker om een gesprek over anticonceptie te starten door te praten over iemands kinderwens. Daarbij kan praten over goed ouderschap een nuttige ingang zijn om gezinsplanning en -timing aan te kaarten.

Gebruik van anticonceptiva

  • Vrouwen met een met een migratie achtergrond gebruiken als anticonceptie het meest vaak de pil, gevolgd door het IUD – bij vrouwen met een Islamitische achtergrond met name het koperspiraal. Condooms en sterilisatie zijn minder populair.
  • Andere vormen van anticonceptie, zoals de anticonceptiering of de hormoonpleister, worden veel minder vaak gebruikt, maar kunnen wel beter aansluiten bij hun situatie en wensen.
  • Anticonceptie wordt het meest gebruikt voor het spreiden van geboorten na de eerste en volgende zwangerschappen of voor het uitstellen van de geboorte van het eerste kind na het huwelijk.
  • Ongehuwde moslimvrouwen maken minder gebruik van anticonceptie wegens het ‘maagdelijkheidsideaal’: zij hebben vaak geen volledige vaginale geslachtsgemeenschap voor het huwelijk. Soms is er echter wel oppervlakkig seksueel contact, waarbij de meiden niet altijd beseffen dat ze ook hiermee risico lopen op zwangerschap.
  • Uit angst voor sociale controle durven ongehuwde meiden en jongens hiervoor soms geen dokter te raadplegen of anticonceptie te regelen.
  • Jongeren met een Turkse of Marokkaanse achtergrond blijken minder goed geïnformeerd over seksualiteit en anticonceptie dan hun autochtone leeftijdsgenoten. Onderling wordt er wel over gepraat en het vrouwennetwerk speelt een grote rol in het doorgeven van informatie, die overigens niet altijd juist hoeft te zijn.
  • Jongeren met een migratie achtergrond gebruiken ook minder vaak en minder goed anticonceptie t.g.v.:
    • Gebrek aan kennis.
    • Beperkte toegang tot anticonceptie door dit gebrek aan kennis en door schaamte.
    • Misvattingen en mispercepties.
    • Weerstand bij jongens tegen condooms.
    • Lage weerbaarheid van meiden.
    • Ambivalentie ten opzichte van het gebruik (wens tot spreiding van geboorten versus het vruchtbaarheidsideaal).
    • Wantrouwen ten opzichte van anticonceptiva:
      • veel bijwerkingen worden (onterecht) aan de pil toegeschreven, zoals hoofdpijn, nervositeit, hartkloppingen, buikpijn, lage bloeddruk, haaruitval en gewichtstoename. Dit is overigens bij vrouwen van autochtone afkomst ook wijdverbreid;
      • angst voor onvruchtbaarheid na gebruik van anticonceptiva;
      • angst voor ontstekingen bij het spiraaltje.
    • Specifiek voor het Mirena-spiraal is de weerstand tegen het wegvallen van de menstruele cyclus, die veel moslimvrouwen erg belangrijk vinden. Er bestaat angst dat het niet maandelijks zuiveren van het lichaam kan leiden tot ophoping van het bloed in het lichaam en daarmee tot diverse lichamelijke klachten. Zie ook het onderwerp Vaginaal bloedverlies.
    • Vaak voorkomende fouten in het gebruik van orale anticonceptiva:
      • een te lange stopweek, omdat men wacht met het beginnen met een nieuwe strip tot de menstruatie volledig is afgelopen;
      • de pil alleen innemen als men geslachtsgemeenschap heeft;
      • vergeten van de pil;
      • geen extra anticonceptie regelen in geval van diarree, overgeven of bij gebruik van antibiotica;
      • een pilpauze nemen om te kijken of men nog wel menstrueert, zonder alternatieve anticonceptie te gebruiken;
      • post-partum: geen anticonceptie gebruiken zolang men nog niet heeft gemenstrueerd of zolang men borstvoeding geeft.

Ongewenste zwangerschappen en abortus

  • Er zijn relatief veel ongewenste zwangerschappen onder mensen met een migratie achtergrond.
  • Bij gehuwde moslimvrouwen wordt de zwangerschap veelal uitgedragen.
  • Voor ongehuwde meiden met een Turkse of Marokkaanse achtergrond – veelal tieners – is een zwangerschap meestal problematisch, zowel sociaal (verlies van maagdelijkheid voor het huwelijk (= schande), geen huisvesting en school niet kunnen afmaken) als medisch (prematuriteit, dysmaturiteit en verhoogde perinatale sterfte). Abortus provocatus is in de Turkse en Marokkaanse gemeenschap niet verboden, maar er bestaat wel een taboe op waardoor vrouwen hier niet gauw voor kiezen en hier niet gemakkelijk over kunnen praten.
  • Vrouwen van Antilliaanse en creoolse Surinaamse afkomst dragen zwangerschappen op de tienerleeftijd relatief vaker uit. Onder deze bevolkingsgroepen komt het alleenstaand moederschap vaker voor. Bovendien wordt het krijgen van een kind vaak als een positief toekomstperspectief gezien; een stap naar volwassenheid.
  • Voor Hindoestaans Surinaamse meiden speelt, net als bij meiden met een Turkse en Marokkaanse achtergrond, het behoud van maagdelijkheid voor het huwelijk een grote rol.
  • Onder vrouwen met een migratie achtergrond liggen de abortuscijfers hoger dan onder autochtoon Nederlandse vrouwen. De cijfers zijn het hoogst onder vrouwen met een Afrikaanse, Surinaamse, Antilliaanse en Zuid- en Midden-Amerikaanse achtergrond, maar ook vrouwen met een Turkse en Marokkaanse achtergrond ondergaan vaker een abortus dan autochtone vrouwen.
  • Onder de vrouwen die een abortus ondergaan, zijn relatief veel vluchtelingen en illegaal in Nederland verblijvende vrouwen. Naast de eerder genoemde problemen met anticonceptie, spelen ook de ontoegankelijkheid van de hulpverlening, en hiermee anticonceptie, alsmede financiële barrières een rol. Onbekendheid met de geheimhoudingsplicht van de arts kan ook een rol spelen. Het onzekere bestaan en een onzekere toekomst kunnen er toe bijdragen dat deze groep vrouwen relatief vaak kiest voor een abortus.

Rol van de huisarts algemeen

  • Uit onderzoek blijkt dat de huisarts een belangrijke bron van informatie is en een uitgesproken rol inneemt in de hulpverlening aan vrouwen met een migratie achtergrond omtrent anticonceptie.
  • Vrouwen verwachten van de arts een deskundige en persoonlijke benadering (als vrouw en persoon en niet als iemand van een andere cultuur).
  • Vrouwen verwachten van de arts degelijke informatie omtrent gebruik, werking en eventuele bijwerkingen van de verschillende anticonceptiva.
  • Naast het geven van informatie speelt de arts een rol in de keuze van het anticonceptivum.
  • Daarnaast is het belangrijk dat de huisarts de follow-up van anticonceptiegebruik in de gaten houdt: bij de start, bij switchen van middel en ook na een bevalling of abortus.
  • De kraamperiode vormt een goede ingang tot het (opnieuw) bespreekbaar maken van passende anticonceptie.

Culturele competenties van de huisarts: zie ook het onderwerp Culturele competenties

  • Gebruik van informele tolken, zoals echtgenoot of familie, is onwenselijk en kan tot misverstanden leiden. Maak bij voorkeur gebruik van de tolkentelefoon of een zorgconsulent met een migratie achtergrond.
  • Ook beeldmateriaal kan zeer ondersteunend zijn, zie thuisarts.nl, anticonceptievoorjou.nl of zanzu.nl.
  • Benut de terugvraagmethode om te checken of de patiënte begrepen heeft wat besproken is.
  • Wees je bewust van het feit dat er soms angst of schroom bestaat om dingen rechtstreeks te benoemen of te vragen.
  • En van het feit dat je als Nederlandse arts meer gewend bent directer over seksualiteit en anticonceptie te praten dan sommige patiënten van niet-westerse afkomst.
  • Benadruk je beroepsgeheim.
  • Vrouwen verwachten vaak een lichamelijk onderzoek. Het niet uitvoeren hiervan kan opgevat worden als een gebrek aan deskundigheid. Het verdient daarom aanbeveling uit te leggen waarom een lichamelijk onderzoek niet altijd nodig is bij een anticonceptieconsult.
  • Een vertrouwensrelatie en kennis van de culturele achtergrond is van belang, zodat een open gesprek gevoerd kan worden.
  • Wees nieuwsgierig: durf vragen te stellen zonder vooroordelen, blijf doorvragen tot de problematiek, de vragen en de wensen van de patiënte helder zijn.
  • Maak duidelijk dat patiënten over deze thema’s in de praktijk terecht kunnen, bijvoorbeeld door folders over anticonceptie in verschillende talen in de wachtkamer te leggen: https://shop.rutgers.nl/nl/webwinkel/thema-s/cultuur-en-religie/brochures-anticonceptie-in-meerdere-talen/172225&page=.

Anamnese

  • Ga niet uit van basiskennis over seksueel functioneren en anticonceptie (vooral bij mensen die later in Nederland zijn gaan wonen, maar ook bij mensen die in Nederland geboren zijn).
  • Vraag naar wat de vrouw weet en wat zij wil.
  • Vraag naar de bespreekbaarheid van seksualiteit en anticonceptie in haar relatie en met mensen in haar omgeving.
  • Ga na of er een verschil in kinderwens is tussen beide partners.
  • Wees alert op dwang en drang in de relatie (gedwongen seks, loverboy, gedwongen zonder condoom vrijen).
  • Check of de vrouw zelf haar eigen keuze kan maken of dat de familie of omgeving hier een rol bij speelt.
  • Hou hierbij rekening met de vraag of de vrouw de anticonceptie geheim moet houden en bespreek samen wat de beste manier is om deze niet te vergeten.
  • Vraag naar het belang van regelmatige menses.
  • Vraag naar zorgen over bijwerkingen en wees daarbij alert op mythen en misvattingen.

Behandeling

  • Conform de standaard.
  • Wees bedacht op weerstand tegen een hormoonhoudend spiraal wegens het wegvallen van de menses.
  • Een chlamydiatest voor insertie van een IUD is altijd nodig bij een SOA risico.
  • Plan een follow-up consult zodra een vrouw start met anticonceptie of overstapt naar een andere vorm van anticonceptie.
  • Stop niet gelijk met een vorm van anticonceptie (bijvoorbeeld een spiraal) zodra een vrouw overstapt op een ander middel. Soms valt het nieuwe middel tegen en dan kan ze terugvallen op het eerste middel.
  • Voer een follow-up gesprek na een bevalling of doorverwijzing voor een abortus om anticonceptie te bespreken.

Voorlichting

  • Neem de tijd om alles zeer duidelijk uit te leggen; denk hierbij bijvoorbeeld aan het uitleggen, concreet aan de hand van een pilstrip, en het bespreken van zaken als waarom de stopweek niet langer dan 7 dagen mag duren, ook als de menses nog niet afgelopen is.
  • Ter illustratie kan thuisarts.nl, zanzu.nl, anticonceptievoorjou.nl of de anticonceptiekoffer gebruikt worden.
  • Geef algemene seksuele voorlichting.
  • Geef informatie over SOA preventie en bespreek de mogelijkheid van condooms.

anticonceptie, zwangerschap, abortus, iud, spiraal