Niet-Westerse migrantenkinderen met nierfalen zijn slechter af dan autochtone kinderen en kinderen van West-Europese migranten. Dat blijkt uit een onderzoek onder alle 179 kinderen die in de jaren 2007-2011 chronische dialyse ondergingen in 9 transplantatiecentra in België en Nederland. Deze verschillen zijn onafhankelijk van de oorzaken voor het nierfalen en een serie andere factoren. De onderzoekers vragen zich af of wellicht vooroordelen van artsen over de haalbaarheid van peritoneaal dialyse in allochtone gezinnen een rol speelden.
Als niet-Westerse patiëntjes een peritoneaal dialyse ondergingen, ontwikkelden ze vaker een peritonitis (1,0 allochtone versus 0,41 autochtone patiëntjes at risk per jaar). Gemiddeld dialyseerden ze 12 maanden langer voordat ze een niertransplantatie kregen (mediaan 30 versus 15 maanden). Bovendien kregen meer niet-Westerse kinderen renale osteodystrofie dan Westerse patiëntjes (34% versus 18%).
Bij transplantatie was onder niet-Westerse kinderen het percentage afstotingen van de donornier groter dan bij autochtone kinderen, nl. 12% versus 3%. Voor de onderzoekers is onduidelijk in hoeverre vooroordelen van artsen over de haalbaarheid van peritoneaal dialyse in allochtone gezinnen een rol speelden. Ook is onduidelijk of de voorkeuren van de ouders verschillen. Bij de langere wachttijd voor niertransplantatie valt op dat allochtone kinderen minder vaak een nier krijgen van een levende donor uit de familie. Ook verschillen tussen groepen ouders in therapietrouw, opleidingsniveau en taalbarrières spelen mogelijk een rol.
www.ntvg.nl/publicatie/allochtone-nierpatiëntjes-slechter-af
Pediatr Nephrol. 2012; epub 21 maart
Nephrology Dialysis Transplantation (2012; epub 9 februari)
Bron: Ned Tijdschr Geneeskd. 2012;156:C1298 Bijdrage Esther van Osselen