1.  De meest relevante punten

  • Bij migranten uit ontwikkelingslanden en/of tropische gebieden moet bij eosinofilie een worminfectie uitgesloten worden.
  • Worminfecties verlopen vaak asymptomatisch, maar kunnen wel complicaties op lange termijn geven.
  • Sommige worminfecties kunnen nog jaren na blootstelling aanwezig zijn.
  • Re-infectie door hernieuwde blootstelling bij migranten die op bezoek gaan bij hun familie en vrienden komt voor.
  • Bij migranten en vluchtelingen uit ontwikkelingslanden en/of tropische gebieden, is eosinofilie doorgaans geassocieerd met worminfecties.
  • Bij screeningsonderzoek van migranten en vluchtelingen wordt eosinofilie gevonden in 12 tot 53% van de gevallen.

Definitie eosinofilie: eosinofielen in perifeer bloed > 0,5×109 /l.

Worminfecties:

  • Bij migranten met eosinofilie is de oorzaak meestal een worminfectie.
  • Het ontbreken van eosinofilie sluit een worminfectie echter niet uit: niet alle worminfecties veroorzaken eosinofilie. Met name worminfecties die gepaard gaan met weefselpenetratie geven aanleiding tot eosinofilie. Bij chronische worminfecties kan de eosinofilie na verloop van tijd afnemen.
  • De graad van eosinofilie hangt samen met de graad van weefselpenetratie. Zo is de eosinofilie hoog bij weefselinfecties, zoals filaria. Ook tijdens de longpassage van larvale stadia bij schistosomiasis, ascaris en strongyloides is er een hoge eosinofilie.
  • Zuiver intraluminale wormen in het darmkanaal zullen weinig eosinofilie opwekken (denk bijv. aan lintworm).
  • Ingekapselde wormen, zoals cysticercosis of hydatide cysten (echinokokkose) geven doorgaans weinig eosinofilie. Wel kan er intermitterende eosinofilie zijn bij blootstelling aan antigenen, door lekkage van de cysten.
  • Hoge eosinofiliewaarden kunnen wijzen op meerdere worminfecties tegelijk (polyparasitisme).
  • De meest voorkomende worminfecties met eosinofilie bij migranten zijn:
    • ascariasis
    • filariasis
    • mijnworm
    • schistosomiasis
    • strongyloides
    • trichuriasis
    • toxocariasis
  • Andere worminfecties die eosinofilie geven:
    • angiostrongyliasis, anisakiasis, capillariasis, clonorchiasis, cysticercosis, dicrocoeliosis, ecchinokokkosis, ecchinostomiasis, enterobiasis, fascioliasis, gnathostomiasis, heterophyasis, hymenolepiasis, metagonimiasis, opisthorchiasis, paragonimiasis, sparganosis, trichinellosis
  • Infecties met protozoa (zoals Giardia, malaria) geven over het algemeen eosinofilie, met uitzondering van Dientamoeba fragilis.

Differentiaal diagnose:

  • Bij eosinofilie bij migranten dient een worminfectie uitgesloten te worden. Maar eosinofilie kan – ook bij migranten – nog een andere oorzaak hebben.
  • Differentiaal diagnostisch moet men – onder andere – denken aan:

1.  Andere infecties die gepaard kunnen gaan met eosinofilie (meestal juist lage eosinofiele bij virale en bacteriële infecties):

    • bacterieel: tuberculose, lues, roodvonk, kattenkrabziekte
    • viraal: HIV
    • parasitair: isosporiasis, amoebiasis
    • scabies
    • schimmelinfecties: o.a. aspergillose

2.  Geneesmiddelen allergie: o.a. pijnstillers, antibiotica

3.  Allergische aandoeningen:

    • allergisch astma
    • hooikoorts
    • atopisch eczeem
    • urticaria

4.  Autoimuunziekten: o.a.

    • syndroom van Churg-Strauss
    • Inflammatoire darmziekten
    • systemische lupus erythematodes
    • reumatoïde artritis
    • pemphigus
    • ziekte van Wegener
    • sarcoïdose

5. Maligne hematologische ziekten:

    • leukemieën
    • polycythaemia vera
    • ziekte van Hodgkin
    • hypereosinofilie syndroom

6. Solide maligne tumoren (m.n. bij adenocarcinomen van long of maagdarmstelsel, of indien gemetastaseerd)

Het klinisch beeld behorende bij eosinofilie hangt uiteraard af van de etiologie: zie onder 3. Etiologie en differentiaal diagnose. Voor de kliniek van de worminfecties: zie de bijbehorende hoofdstukken onder het kopje Ziektebeelden.

  • Anamnese
    • land van herkomst, reisanamnese en specifieke klachten (koorts, gewichtsverlies, jeuk, huiduitslag, pulmonale klachten, diarree, spierpijn, neurologische symptomen) kunnen u op het spoor zetten van de oorzaak.
    • vraag ook naar consumptie van onvoldoende verhit vlees, vis of schelpdieren, zwemmen in zoet water en blootstelling aan (huis)dieren.
    • niet zelden echter zijn worminfecties asymptomatisch en is de eosinofilie het enige aanknopingspunt.
  • LO
    Op geleide van de klachten; koorts, onderzoek van de huid, lymfeklieren, weke delen, lever en milt.
  • Aanvullend onderzoek
    Bij klachten en vermoeden van de oorzaak, is specifiek onderzoek gewenst.
    Bij asymptomatische eosinofilie moet – indien de patiënt niet verwezen wordt – systematisch op zoek gegaan worden naar een worminfectie
    Dit onderzoek bestaat uit:

    1. Fecesonderzoek op eieren en parasieten: 3x herhalen, microscopie en/of PCR analyse.
      Let op: Het kan in de beginstadia van de worminfectie voorkomen, dat er al wel eosinofilie is, maar nog geen productie van eieren in de darm (prepatente fase).
      Strongyloides is vaak moeilijk terug te vinden in de stoelgang.
      Bovendien gaan niet alle worminfecties gepaard met productie van eieren in de darm (bv filariasis, schistosoma haematobium).
      Een negatieve fecesanalyse sluit een worminfectie dus niet uit.
    2. Urineanalyse: hematurie (schistosoma heamatobium); chylurie ((lymfatische) filariasis of proteïnurie). Onderzoek op eieren van S. haematobium.
    3. Lab: bloedbeeld, microscopische differentiatie, IgE, leverfuncties.
    4. Serologie: strongyloides, toxocariasis, schistosomiasis, filariasis.
      Let op: serologie kan lang positief blijven en kan geen onderscheid maken tussen actieve infecties en oude infecties.
    5. Eventueel beeldvormend onderzoek: X-thorax, echografie, CT.
      Overleg met een internist-infectioloog of microbioloog kan wenselijk zijn.
  • Niet-medicamenteus advies: Zie hoofdstukken behorende bij de specifieke ziektebeelden.
  • Medicatie: Zie hoofdstukken behorende bij de specifieke ziektebeelden.
  • Verwijzen: Overleg met, of verwijzing naar, een internist-infectioloog kan wenselijk zijn.
    Voor andere oorzaken dan worminfecties dient men te overleggen ofwel te verwijzen naar de betreffende specialist.
  • Controle: Afhankelijk van de specifieke etiologie.

eosinofilie, worminfecties